Escher in het paradijs

I usually just give up on a painting. I don’t finish it.” zei de Amerikaanse hyperrealist Richard Estes ooit. Als het doel van kunst de meest realistische weergave van de werkelijkheid zou zijn (is het natuurlijk niet) was hij misschien de beste schilder ter wereld, maar ook voor hem bleef perfectie dus onbereikbaar. Ik vind dit soort schilderijen (en andere realistische kunst, de boeken van Updike bijvoorbeeld) erg bevredigend en veel werk van andersoortige realisten (magisch realisten, surrealisten) als Willink en Escher eigenlijk ook nog steeds en het kan me niet schelen als echte kenners hier hun neus voor ophalen (waarom noem ik ze dan?) De ‘visie’ van Estes zit in zijn onderwerpkeuze, hij maakt snapshots van de werkelijkheid die hij ook eerst fotografisch vastlegt, waarna hij ze op zijn atelier naschildert, net als Breitner bleek te doen (die daar wél heel geheimzinnig over deed, maar Breitner is ook geen realist). Estes en Escher zijn allebei virtuoos ambachtelijk, Escher was echter geen schilder maar een speelse graficus wiens vondsten niet ‘resoneren’ zoals die van Magritte: hij was iemand wiens werk niet meer naar waarde kan worden geschat, omdat het alleen de eerste keer dat je ermee wordt geconfronteerd echt effect heeft. Daarom was ik ook zo blij dat ik erbij was toen mijn destijds achtjarige dochter ze voor de allereerste keer zag en er totaal verrukt over was. Want als ik schrijf dat ik dit soort werk ‘nog steeds’ mooi vind, is dat omdat je in het kijken naar dit soort schilderkunst de blik van een kind nodig hebt om weer de magie ervan te zien.

Effe krijten Marco

Die heerlijke omhaal van Van Basten die je nog steeds langs ziet komen in de overzichten van mooiste doelpunten aller tijden, die ene die nog steeds in de leader van Studio Sport zit, daar was ik bij. Sterker nog, ik stond er dichterbij dan wie dan ook in het stadion, op de spelers na. Mijn vriend Arie had een seizoenskaart voor de Meer in het schitterende seizoen ’86-’87, toen het allemaal weer begon en het Nederlandse voetbal uit zijn as herrees, wat voor een heel groot deel te danken was aan Johan Cruyff, die toen voor het tweede jaar trainer van Ajax was. Ik ging regelmatig met hem mee, voor tien gulden mocht je achter de afrastering achter een van de doelen staan. Door de radicale aanvalstactiek die Cruyff had verzonnen betekende dat dat je één helft lang de actie vlak voor je neus had en de andere helft alles van veraf moest bekijken. Het eenrichtingsvoetbal resulteerde doorgaans in een doelpuntenregen. Op die dag tegen Den Bosch moesten we echter met een schamele 3-1 genoegen nemen. In mijn herinnering ben ik dat seizoen getuige geweest van de debuten van een hele generatie geweldige voetballers, die daarbij in hun eerste wedstrijd ook nog allemaal scoorden, zoals dat in die tijd gebruikelijk was bij Ajax. Brian Roy, Johnny Bosman, Rob en Richard Witschge, Van ’t Schip, Dennis Bergkamp (toen nog rechtsbuiten), Aron Winter (ik kan uitzoeken of mijn herinneringen wel helemaal kloppen, maar dat ga ik niet doen).

Er hing een magische sfeer in het stadion en een enorme samenhorigheid, blijdschap ook nog steeds omdat Jopie terug was, al was het dan niet meer als voetballer. Die ene keer dat Cruyff een bal die over de zijlijn was gegaan terug het veld in trapte en het hele stadion juichte alsof hij een beslissend doelpunt had gescoord: voetbalhumor. Als Van Basten sporadisch een keer een kans miste: “Effe krijten Marco”. Het “Oeoeoeoe….” uit alle kelen als de reusachtige Ronald Spelbos – de enige verdediger die mocht meedoen van Cruyff – op de doorgebroken spits van de tegenpartij afstormde (ik zweer je dat de tegenstander uit pure angst de bal liet lopen en niet wist hoe snel hij weer terug moest rennen naar zijn eigen helft).

Het is een onbeschrijfelijk mooi doelpunt. Het leek wel alsof hij zweefde, alsof hij even stil hing in de lucht.

Ik ben één keer beelden tegengekomen waarop Arie en ik te zien zijn, zodat ik weet dat ik het niet gedroomd heb. Op de meeste staan we niet omdat de camera’s aan de kant van de dug-out stonden en wij op de rand van de zestien, exact ter hoogte van Marco. Het is vlak na het doelpunt. Een uitzinnig publiek springt en schreeuwt en danst van vreugde op de tribunes en daarvóór zie je vlak achter het hek twee heren staan met iets te hoge voorhoofden en lange zwarte jassen, die verder onbeweeglijk (maar verre van onbewogen) staan te applaudisseren, zoals het hoort bij ballet.

Carrière maken

Een vriendin maakte zich kwaad over de kansenongelijkheid tussen man en vrouw, met name die in het verleden, toen zijzelf nog een jonge moeder was. Niet omdat zij zich er zelf door van had laten weerhouden om naast het moederschap ook een professionele carrière te hebben en ook niet omdat haar man geen volwaardige rol had gespeeld in het grootbrengen van hun kinderen – er was bijvoorbeeld ook een periode in hun leven geweest dat hij voor de kinderen had gezorgd terwijl zij alleen voor het inkomen zorgde. Maar dat betekent natuurlijk niet dat die ongelijkheid er niet wel degelijk was: vrouwen werden ooit geacht thuis te blijven en voor de kinderen te zorgen. Ik reageer daar natuurlijk weer compleet fout op door er vrolijk uit te gooien dat het toch heerlijk is om de hele dag bij je kinderen te zijn en niet naar een kantoor of iets dergelijks te hoeven waar je je ziel moet verkopen aan een baas terwijl buiten de zon schijnt. Toen ik ook nog beweerde dat het huishouden ook weer niet zo veel voorstelt en in het niet valt bij die acht uur op dat k…kantoor waren de rapen gaar. Het probleem is dat ik bijna helemaal reageer vanuit mijn eigen situatie, waarin ik met plezier het carrière-maken heb opgegeven om voor mijn (enige) dochter te kunnen zorgen in de tijd dat ze bij me was (wat me tenminste nog vrijwaart van de beschuldiging van appropriation). Wat er mis was aan mijn reactie was ten eerste dat ik ook daarvoor nooit carrière had gemaakt en vergeet dat dat voor veel mensen een belangrijke mogelijkheid tot zelfontplooiing is en ten tweede dat er wel een verschil is tussen één kind grootbrengen, al is het dan grotendeels alleen, of drie, zoals mijn vriendin. Aan de andere kant is ook het ongetwijfeld tijdrovende concept van ‘een gezin draaiende houden’ – dat ik zelf alleen ken van horen zeggen – ook een keuze die zijn beloningen in zich bergt die offers rechtvaardigen (maar natuurlijk wel van beide partners).

Misschien ligt de oorzaak van ons wederzijds onbegrip in wat zij op het laatst zei en waarmee ze me de kans wilde geven weg te komen met mijn gebrek aan empathie (want zij is te beschaafd om mij op dezelfde manier in een hoek te drijven als ik haar), dat het vooral het gebrek aan erkenning was dat de maatschappelijke situatie voor vrouwen zo frustrerend maakte. Waar ik natuurlijk weer tegen inbracht dat je boven het streven naar erkenning moet uitstijgen, vergetend dat je niet kunt uitstijgen boven iets wat je door anderen wordt onthouden.

Wraak bestaat niet

Ik vraag me af of je pijn en verdriet kunt verwerken door er kunst van te maken. Het verbaasde me dat Philip Roth aan het eind van zijn leven – nadat hij al had aangekondigd met schrijven te stoppen – voor de zoveelste keer aan een verhaal over zijn relatie met Claire Bloom begon, deze keer niet in een literaire vorm maar een feitelijke beschrijving (van zijn versie) ervan, met de kennelijke bedoeling om die van haar in haar memoir Leaving a Doll’s House punt voor punt te weerleggen. Hij kon zich kennelijk maar niet neerleggen bij het onrecht dat hem (naar zijn mening) door haar was aangedaan. Gelukkig heeft zijn omgeving hem ervan kunnen overtuigen dit heilloze idee los te laten. Het lijkt vrij letterlijk deerniswekkend dat zo’n briljant iemand zich na zoveel jaren nog steeds niet heen kan zetten over het vermeende onrecht dat hem is aangedaan door iemand waar hij verder geen enkele emotionele band meer mee lijkt te hebben. En het gaat hem kennelijk niet om de reputatieschade die hij door haar geleden zou hebben. Hij wil simpelweg zijn gelijk halen, na al die jaren nog. Zijn obsessie kan terug te voeren zijn op het trauma van zijn eerste echtgenote en het onrecht dat die hem had aangedaan (toen hij er eindelijk in geslaagd was dit huwelijk in fictie om te zetten, barstte hij in tranen uit, “I did it, I did it” stamelend). Literatuur als kunstzinnige therapie.

Misschien ontstaat veel kunst uit leed en ontbering of machteloosheid, maar het lijkt me twijfelachtig dat je er persoonlijke rekeningen mee kunt vereffenen. Aan wraak heb je niks, het bestaat niet.